Site pictogram

Hoe oud is het Jodendom?

Tot voor kort behoorde het tot de geschiedwetenschappelijke consensus dat het Jodendom als religie ontstond in de 5e eeuw v Chr in de Perzische tijd. Een revolutionaire nieuwe studie wijst op een veel latere periode namelijk de laat hellenistische tweede helft van de 2e eeuw en 1e eeuw v Chr.

Weinig takken van de geschiedwetenschap zijn nog zo omgeven door mythes als die van de Joodse geschiedenis. De reden laat zich raden daar het Jodendom als moederreligie van het christendom en de islam en daarmee haar basisschrift de Thora of Pentateuch (de eerste vijf boeken van de bijbel) voor miljoenen gelovigen nog het letterlijke woord van god zijn. In de Joods religieuze traditie begint het Jodendom als religie dan ook op het moment dat Mozes ergens in de 14e of 13e eeuw v Chr. op de berg Sinaï van Jahweh de Thora zou hebben ontvangen. De 613 mitzvot (ge- en verboden) in de Thora die Mozes daarna zelf op schrift gesteld zou hebben, vormen het verbond tussen Jahweh en zijn uitverkoren volk, het volk Israël. Dat volk zelf gaat in de Joodse traditie naast de Thora nog verder terug tot de Aartsvader Abraham.

Maar ook in seculiere (Joodse) mainstream cultuur wordt de mythische geschiedenis van het Bijbelse volk Israël vaak nog steeds voor echte geschiedenis aangenomen. Onder invloed van de seculiere nationale Joodse emancipatiebeweging zionisme werden vanaf eind 19e eeuw de verschillende transnationale Joodse gemeenschappen voor het eerst voorgesteld als ‘volk’ in nationale zin met als doel een staat op te richten in Palestina, het oude Bijbelse Israël. Ter legitimatie van dit Joodse nationalisme en de stichting van de staat Israël in 1948 werd de Hebreeuwse bijbel voortaan niet religieus maar als geschiedenisboek geïnterpreteerd. Vertegenwoordigers van de staat Israël in de Verenigde Naties staan soms letterlijk met de bijbel te zwaaien om hun aanspraak op de Westoever in hun conflict met het Palestijnse volk kracht bij te zetten.

Wat is de huidige wetenschappelijke stand van zaken over het ontstaan van het Jodendom als religie en Joden als historisch te onderscheiden ethisch-religieuze groep? Al in de loop van de 19e eeuw met het ontstaan van geschiedenis als wetenschap en wetenschappelijke bijbelanalyse kwam vast te staan dat de Thora of Pentateuch in Babylon tijdens of vlak na de Babylonische ballingschap op schrift werd gesteld. Na de vernietiging van de zogenaamde 1e ‘Joodse’ Tempel in Jerusalem door Nebukadnezar in 587v Chr, ging het hof en de elite van de kleine vazalstaat Judea gedwongen in ballingschap naar Babylon. Een kleine groep van anonieme priesterlijke geletterden rond het afgezette Judese hof in Babylon redigeerde hier het amalgaam van oude legenden en nieuwe wetsvoorschriften – die laatste vooral zo lijkt het om de boel in ballingschap bij elkaar te houden – tot één document in een mythische verhaallijn: de Thora. Hoewel het basisdocument van het Jodendom met de 613 wetsvoorschriften die deze religie en ‘Joodse levenswijze’ zouden bepalen dus tussen 587 v.Chr. en vlak na het einde het einde van de ballingschap 537 v Chr. op schrift werd gesteld, betekende dat uieraard niet dat er gelijk een religie ontstond rondom de Thora. De anonieme priesterlijke auteurs en redacteuren van de Thora waren een kleine elitegroep in een periode waarin geletterdheid zeer zeldzaam was en de gewone bevolking in het verre Judea of de meeste Judese ballingen in Babylon niet kon lezen of schrijven.

‘Thora” in het Hebreeuws betekent ‘leer’ of ‘instructie’, dus wanneer werden gewone Judeeërs in Babylon en Judea dan geïnstrueerd in de 613 wetsvoorschriften die de Joodse religieuze levenswijze bepalen? Tot ver in de 20e eeuw volgde de wetenschap bij gebrek aan nieuwe methoden nog steeds het narratief van de Hebreeuwse bijbel zelf, namelijk het door meerdere anonieme auteurs en later geredigeerde Bijbelboek Ezra-Nehemia. Onder de Perzische koning Cyrus die van 559 v Chr tot 530 v Chr het hele Babylonische rijk en Egypte veroverde, mochten de Judese ballingen terug naar Judea en een nieuwe tweede aan Jahweh gewijde tempel bouwen. De priester Ezra en de door de Perzische

koning Artaxerxes 1 aangestelde gouverneur van Judea Nehemia komen volgens het verhaal van dit Bijbelboek rond 450 v. Chr vanuit respectievelijk Babylon en de Perzische hoofdstad Susa in Jerusalem aan, om het volk in ’de wetten van Mozes’ te instrueren. De dit jaar verschenen studie van de Israëlische archeoloog Yonathan Adler The origins of Judaism. An archeological-historical reapraisal werpt echter een geheel nieuw licht op het ontstaan van het Jodendom.

In tegenstelling tot ‘ideeëngeschiedenis’ wat gebruikelijker is in dit vakgebied, richt Adler zich namelijk op ‘sociale geschiedenis’. Hij stelt de vraag; wanneer ging het overgrote deel van de bevolking van Judea en Judeeërs/Joden in de Diaspora leven volgens de wetten van de Thora en waren zij als zodanig te onderscheiden als etnisch-religieuze groep? Deze Joodse levenswijze had met zijn vele ge -en verboden namelijk zijn weerslag op de materiele overblijfselen en de kwantiteit daarvan die Joodse gemeenschappen hebben achtergelaten en is dus naast historisch bronnenonderzoek ook te onderscheiden door middel van archeologisch onderzoek. Adler start zijn onderzoek in de 1e eeuw na Chr., wanneer onder het Romeinse Rijk het Jodendom en Joden als etnisch-religieuze groep in Judea maar ook in de rest van het oostelijk middellandse zeegebied, op basis van een veelheid aan historische bronnen en archeologische materiaal, te bevestigen valt. Vervolgens gaat hij aan de hand van zes uit de wetten van de Thora voortkomende typisch ‘Joodse’ ver-of geboden terug in de tijd op zoek naar de vroegste bewijzen hiervoor in geschreven en archeologische bronnen. Dat zijn de spijswetten (varkensbotten en schaaldieren in beerputten), rituele reinheid (rituele baden en speciaal aardewerk), figuratieve kunst (verbod op afbeeldingen van mens en dier), het gebruik van gebedsriemen en Mezuzot, een aantal onderscheidende religieuze gebruiken als o.a de Sabbat en besnijdenis en tot slot het ontstaan van Synagogen.

Hoewel in de 1e eeuw na Chr deze Joodse gebruiken in zowel joodse als niet-Joodse bronnen als in archeologie overal terug te vinden zijn, houdt het spoor van bewijzen voor alle zes gebruiken op rond de helft van 2e eeuw v Chr. De zogenaamde laat hellenistische periode waarin de priesterlijke familie van de Hasmoneeën aan de macht is gekomen in de tempelstaat Judea. De conclusie dat het Jodendom als religie en als levenswijze volgens de wetten van de Thora voor de algemene Judese bevolking en in de diaspora pas in deze periode ontstond, sluit aan bij een eerdere baanbrekende studie uit 1999 van Shaye J.D. Cohen: The Beginnings of Jewishness. Bounderies, Varieties, Uncertainties. Daarin betoogt Cohen dat in dezelfde periode het Griekse woord ‘Ioudasios’ van betekenis verandert. Namelijk van het etnisch-geografische ‘Judeeër’ naar het etnisch-religieuze ‘Jood’, zoals dat woord nog steeds gebruikt wordt. Het is dus in deze periode dat de denkbeeldige grenzen van de etnisch-religieuze groep ‘Joden’ of ‘het Jodendom’ op basis van de wetten uit de Thora worden bepaald en ontstaat. Er ontstaat een draagbare religieuze met bijbehorend gefantaseerde etnsiche identiteit die niet gebonden is aan de geografische locatie van de Tempelstaat Judea door middel van het leven naar de wetten van de Thora. Of, ironisch genoeg, met andere woorden, het Jodendom ontstaat op het moment dat het voor niet-Judeeërs mogelijk wordt om Joods te worden. En de priesterlijke familie de Hasmoneeën speelde hier een sleutel rol in. Wie waren dat ook alweer?

Na de verovering van het Perzische rijk door Alexander de Grote viel het rijk na zijn dood in 323 v Chr. uiteen in de hellenistische koninkrijken. De priesterlijke Tempelstaat Judea werd daarmee een vazalstaat van eerst het Ptolemeische rijk in Egypte en daarna het Seleucidische rijk in Syrië. De Hasmoneeën, ook wel Makkabeeën genoemd, zijn de priesterlijk familie onder leiding Mattathias de Makkabeeër en zijn zonen die in 167 v Chr in opstand komen tegen de Seleucidische koning Antochius IV die de tempel van Yahweh in Jerusalem onteerd heeft en de ‘Joodse’ levenswijze probeert te verbieden. De twee deuterocanonieke Bijbelboeken Makkabeeën 1 en 2 verhalen hoe Mattathias en zijn zonen de Griekse overheersers verslaan, Jerusalem veroveren in 165 v Chr, de tempel her inwijden, het hogepriesterschap op zich nemen en het leven naar ‘de oude wet van Mozes’ herstellen in een inmiddels onafhankelijke staat. Nu zijn Makkabeeën 1 en 2 vanuit historisch perspectief werken die minstens een generatie na de gebeurtenissen die ze beschrijven vooral

bedoeld zijn om de Hasmoneese dynastie te legitimeren. De Hasmoneeën stamden namelijk niet af van de priester Zadok, de hogepriester uit het mythische Davidische koninkrijk, wiens nakomelingen volgens de traditie alleen het hogepriesterschap in de Jahweh tempel van Jerusalem mochten vervullen. En niet alleen hadden de Hasmoneeen volgens concurrerende priesterlijke families het hogepriesterschap onterecht geüsurpeerd, de kleinzoon van Mattathias, Johannes Hyrkanes (134-104v. Chr) mat zichzelf zichzelf koninklijke status aan van een onafhankelijke ‘Joodse’ staat terwijl hij ook het hogepriesterschap vervulde. Iets dat vanuit het mythische verleden ook ongehoord was.

Het leven naar de wetten van de Thora raakt dus pas wijd verbreid onder de Judese bevolking in de periode dat de Hasmoneeën zich in oppositie tot andere priesterlijke families in Jerusalem lijken te moeten legitimeren. Daarbij wordt de Thora die vooralsnog naar het lijkt slechts bekend is bij de geletterde elite rond de tempelcultus van Jahweh in Jerusalemen en wellicht in diaspora centra als Babylon en Alexandrië, ingezet om dit als een terugkeer naar de oude wetten van Mozes voor te stellen. Waarbij de Hasmoneeën zich duidelijk afzetten tegenover de voormalige hellenistische overheerser, hellenisme en de concurrerende gehelleniseerde priesterlijke families. Nu waren de Hasmoneeën net als andere elites in de Hellenistische rijken zelf ook verregaand gehelleniseerd maar wanneer zij aan de macht komen in Judea, weet het kleine tempelstaatje, vanwege het tijdelijke machtsvacuüm in de levant tussen de imploderende hellenistische rijken en het opkomende Romeinse Rijk, een zelfstandige priesterstaat en koninkrijk te worden. Bovendien begint het Hasmoneese priesterstaatje rond Jerusalem zich uit te breiden door onder Johannes Hyrcanes naburige volken te onderwerpen en hun gebied in te lijven. In 110 v Chr worden de Edomieten ten zuiden van Judea onderworpen en voor het eerst gedwongen zich ‘te bekeren tot het Jodendom’ en zo onderdanen te worden van het inmiddels Hasmoneese koninkrijk.

Dit alles wijst er op dat de Thora en haar wetsvoorschriften in plaats van een binnen de geletterde elites rond de Tempelcultus van Jahweh in Jerusalem en in de diaspora circulerend geschrift, door de Hasmoneeën voor het eerst wordt ingezet als normatieve oftewel voorschrijvende wet voor hun rijk. Ook van niet-Judeeërs als Edomieten, Nabateeërs en Samaritanen die door de militaire expansie van de Hasmoneeën onder hun koninkrijk komen te vallen wordt verwacht dat zij gaan leven naar de wetten van de Thora. Hoewel vanuit een politieke achtergrond ontstaan, zorgt de verspreiding van de Thora en feit dat een brede sociale groep van niet alleen Judeeërs haar wetten gaan volgen, dat ook de grenzen van een nieuw religieus collectief ontstaat. Waar men als niet-Judeeër vrijwillig tot toe kan treden door te gaan leven volgens de wetten van de Thora en uitsluitend Jahweh van de tempel in Jerusalem te aanbidden.

De vertaling van de Thora naar het Grieks in Alexandrië – de hele Hebreeuwse bijbel werd ongeveer van 250 v Chr. tot 130 v Chr. in het Grieks vertaald, de Septuagint – en later het Aramees, de Targoem, als de twee lingua franca in de Levant speelt hierin een belangrijke rol. Hoewel een officiële bekeringsceremonie (Gioer) tot het Jodendom pas ontstaat in het Rabbinale Jodendom bij het samenstellen van de Babylonische Talmud in de 5e eeuw na Chr, ontstaat er dus vanaf de 2e eeuw v Chr in het oostelijk middellandse zeegebied langzaam een etnisch-religieuze groep die zichzelf als Joden omschrijven en via hun levenswijze voor niet-Joden herkenbaar zijn. Met als belangrijkste kenmerk monotheïsme, besnijdenis van mannen, een wekelijkse rustdag de Sabbat naast de vele andere wetsvoorschriften die in Synagogen – die dus ook in deze periode ontstaan – communaal onderwezen worden.

Een indirect bewijs dat Joden -nogmaals in tegenstelling tot Judeeërs- als groep en Jodendom als religie in de Hamoneese periode ontstaat, is dat in deze periode wanneer de wetten van de Thora normatief worden, de etnisch-religieuze groep rond de Jahweh tempel in Jerusalem diversifieert in verschillende stromingen op basis van de ‘juiste’ interpretatie van deze wetten. Zo ontstonden de Sadduceeën, Farizeeën, Essenen en later de Christenen als Joodse sektes waarvan de Farizeeën, na de vernietiging van de tempel in Jerusalem door de Romeinen in 70 n Chr, tot in de 5e eeuw na Chr

met de Talmoed vorm zouden geven aan het Rabbinale Jodendom. Dat vormt nog steeds de basis van het huidige orthodoxe Jodendom waar vanaf de vroegmoderne periode door nieuwe interpretaties van de Thora weer allerlei nieuwe Joodse religieuze stromingen uit voort zouden komen.

Wanneer we aannemen dat het Jodendom en Joden als etnisch religieuze groep tijdens de laat hellenistische periode ontstonden, hoe omschrijven we in dit opzicht dan de periode ervoor van de Babylonische ballingschap tot het aantreden van de Hasmoneeën? Er is in de Perzische periode feitelijk sprake van verschillende Jahwistische cultussen. De belangrijkste in Jerusalem maar ook ten noorden van Judea in Samaria was een tempel op de berg Gerizim aan Jahweh gewijd. Die werd tijdens de verovering van Samaria door de al eerder genoemde Johannes Hyrcanes vernietigd in 112 v. Chr. Maar ook het door Perzen ingeschakelde Judese huurlingenleger op het zuid-Egyptische eiland in de Nijl Elephantine had in de 5e eeuw v Chr. een aan Jahweh gewijde tempel waar in tegenstelling tot het belangrijkste gebod van de Thora ook nog andere goden vereerd werden. De situatie onder de gewone Judese bevolking in Judea zal soortgelijk zijn geweest. Naast Jahweh als belangrijkste god vanwege de tempel in Jerusalem zullen ook nog andere lokale goden of die van buurvolken aanbeden zijn en latere typisch Joodse gebruiken nog niet nageleefd zijn. De Thora en haar 613 mizvot die later de Joodse religieuze levenswijze zouden bepalen en aan de tempelcultus van Jahweh in Jerusalem verbonden werd, was in de Perzische en vroeg hellenistische periode slechts bekend bij de geletterde priesterlijke elite in Jerusalem, Babylon en later Alexandrië.

De paradox van het ontstaan van het Jodendom als een religie onder de Hasmoneeën is dat in het mythische narratief – of beter Hasmoneese propaganda van Makkabeeën 1 en 2 – dit gebeurt in duidelijke oppositie tot het hellenisme. Terwijl het ontstaan van het Jodendom in deze periode juist wijst op de belangrijke rol die hellenisme speelt in de overgang van sekte/cultus naar religie en van Judeeërs naar Joden. Een normatieve voorschrijvende geschreven wet voor een politieke eenheid die onder het Hasmoneese rijk middels de Thora vorm krijgt van een halachische staat, is een typische Griekse uitvinding die rond de 7e eeuw v Chr in verschillende poleis ontstaat. Ook de niet aan een geografische plaats gebonden draagbare onderscheidende (religieuze) cultuur of levenswijze die het Jodendom zou vormen vanaf de laat hellenistische periode, is zoals het hellenisme zelf typisch Grieks. Het feit dat de Joodse mythische literatuur in het Middellandse zeegebied vooral bekendheid krijgt door de Griekse vertalingen ervan en Joodse geschriften vanaf deze tijd vaak in het Grieks geschreven worden spreekt wat dat betreft boekdelen. Het is dan ook vanaf deze tijd dat allerlei niet-Judeeërs buiten Judea, zich om allerlei redenen zich de Joodse levenswijze volgens de Thora aanmeten en met andere woorden tot het Jodendom bekeren. Kort gezegd: zonder ‘grieksheid’ geen ‘joodsheid’.

Jan Tervoort

 

beeldcredit: Naftali Bennett in gebed. Foto Twitter.

Mobiele versie afsluiten