Na carnaval begint voor katholieken traditioneel de vastentijd. De veertigdagentijd begint op Aswoensdag en duurt tot Pasen. Tegenwoordig zijn er amper nog katholieken te vinden die serieus vasten. Maar ook vroeger werden er trucjes bedacht om onder deze plicht uit te komen. Zo werden konijnenfoetussen bijvoorbeeld als eieren gezien.
In de vroege Middeleeuwen kende de Rooms-Katholieke kerk verspreid over het jaar veel meer vastendagen als tegenwoordig. Maar de regels waren niet altijd helder. De Italiaanse wijsgeer Thomas van Aquino was bijvoorbeeld van mening dat snoep wel was toegestaan, want dat moest beschouwd worden als medicatie en niet als voedsel.
Ook was het destijds wel toegestaan om vis en andere dieren die in en om het water leven te nuttigen. Ook eieren mochten gewoon gegeten worden. Slimme priesters wisten wel raad met deze liberale regels en verklaarden dat foetussen van hazen en konijnen (schijnbaar een delicatesse) eigenlijk eieren zijn. In kloosters werd daarom ook flink gefokt met konijnen. Op een gegeven moment stak het Vaticaan daar een stokje voor door de consumptie van álle eieren tot Pasen te verbieden.
Naar verluidt mochten de onweerstaanbare foetussen wel weer gegeten worden tijdens het bewind van paus Gregorius I. Deze kerkvorst zou verklaard hebben dat het foetus van een konijn als vis beschouwd moest worden, probleem opgelost!